De Omgevingswet bevat zes kerninstrumenten: de omgevingsvisie, het omgevingsprogramma, de omgevingsverordening, het omgevingsplan, de omgevingsvergunning en het projectbesluit. De Omgevingswet beoogt samenhang tussen deze instrumenten. Die samenhang wordt ook wel de beleidscyclus genoemd. Binnen die cyclus bevat de omgevingsvisie de ambities en doelstellingen in de vorm van strategisch beleid.
Het expliciet opnemen van houtbouw in de gemeentelijke omgevingsvisie zorgt voor inbedding van houtbouw in de beleidscyclus van de Omgevingswet. Dit maakt het mogelijk om binnen de gemeente beleid ter bevordering van houtbouw te maken en uit te voeren. De omgevingsvisie dient als het ware ter onderbouwing van het te vormen beleid en zorgt voor doorwerking naar andere instrumenten die kunnen worden ingezet voor houtbouw.
De omgevingsvisie kan van belang zijn voor onderzoeken, belangenafwegingen en onderbouwingen. Bij open normen in het omgevingsplan kan de omgevingsvisie invulling geven.
De ambities die in de omgevingsvisie worden beschreven kunnen doorwerken in omgevingsprogramma’s, het omgevingsplan en de vergunningverlening. Ook voor andere, niet-juridische maatregelen zoals communicatie-instrumenten of financiële instrumenten kan de visie kaderstellend werken. Om ervoor te zorgen dat de ambities in de omgevingsvisie met deze instrumenten behaald worden, is het belangrijk om de omgevingsvisie te monitoren en te evalueren. De omgevingsvisie hoeft dan niet in zijn geheel te worden aangepast maar dit kan modulair en op elk moment gebeuren, bijvoorbeeld jaarlijks of tegelijk met het coalitieakkoord.
Ook is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met de nationale en provinciale omgevingsvisies. Dit is een wettelijke eis. Omgevingsvisies zijn zelfbindend. Dat betekent dat het beleid geen rechtstreekse werking heeft en daardoor burgers en bedrijven niet bindt. Het schept alleen verplichtingen voor het bestuursorgaan die de visie heeft opgesteld. Het zelfbindende karakter van de omgevingsvisie brengt met zich mee dat je tegen het besluit tot vaststelling van de omgevingsvisie niet in beroep kunt gaan. Voor decentrale overheden geldt een zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De gemeenteraad of Provinciale Staten moeten in hun omgevingsvisie laten zien dat zij de omgevingsvisies van andere relevante bestuursorganen hebben betrokken bij het opstellen van hun eigen visies (art. 2.2 en 3.3 Ow)
Uit artikel 3.1, eerste lid, Ow volgt dat gemeenten verplicht zijn één omgevingsvisie vast te stellen.
Artikel 3.2 Ow bepaalt de inhoud van de omgevingsvisie. De omgevingsvisie bevat een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied. Daarnaast beschrijft de omgevingsvisie de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid.
Rechtsgebied | Publiekrecht > Omgevingsrecht |
Citeertitel | Omgevingswet |
Artikel | 3.1, 3.2, 3.3 |
Geldig vanaf | Invalid Date |