Hoe pas je het omgevingsplan toe?
In het omgevingsplan kunnen regels worden opgenomen die betrekking hebben op de cultivering van gewassen zoals vlas, hennep en stro. Door het aanwijzen van agrarische locaties voor deze functies zorgen gemeenten ervoor dat er voldoende areaal beschikbaar blijft om de productieketen voor biotische isolatiematerialen te stimuleren.
Een regel in het omgevingsplan kan zelfs verder gaan dan het zorgen voor voldoende agrarische functies binnen een gemeente. Gemeenten kunnen namelijk specifieke teeltsoorten voorschrijven op gronden (zand, klei, veen en löss) die geschikt zijn voor vezelteelt. Ook kan vezelteelt worden opgenomen als optie in teeltrotatie. Kortom, gemeenten kunnen niet alleen sturen op het agrarisch gebruik van gronden maar ook agrarisch gebruik verder inkaderen voor bepaalde vezelteelt.
Bij ons zijn nog geen voorbeelden bekend van dit instrument.Ga jij er mee aan de slag? Laat het ons dan weten.
Op grond van artikel 2.4, eerste lid, Omgevingswet moet de gemeenteraad een omgevingsplan vaststellen. Het omgevingsplan heeft geen wettelijke looptijd. Het is aan de gemeente zelf om te beoordelen wanneer een omgevingsplan geactualiseerd of gewijzigd moet worden.
Artikel 4.1 Ow bepaalt dat gemeenten in het omgevingsplan regels kunnen bepalen voor activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. Artikel 4.2 Ow bepaalt dat het omgevingsplan regels kan bevatten met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Rechtsgebied | Publiekrecht > Omgevingsrecht |
Citeertitel | Omgevingswet |
Artikel | 2.4 |
Geldig vanaf | Invalid Date |